De geschiedenis van koffie
Koffie is een meestal warm genuttigde drank, die wordt bereid op basis van water en gedroogde en gebrande pitten van de koffieplant (Coffea spp.) die vanwege hun vorm koffiebonen worden genoemd. Koffie bevat het stimulerende middel cafeïne. De meeste soorten in het geslacht Coffea komen van nature voor in tropisch Afrika en op de eilanden in de Indische Oceaan. Ze vinden hun oorsprong in Ethiopië, Jemen en Soedan.
De koffieboon is een belangrijk exportproduct van landen rondom de evenaar, zoals Brazilië, Vietnam en Colombia. Koffieplanten worden vooral gecultiveerd op plantages in tropische landen, voor export naar landen met een gematigd klimaat. Samen met kennis van de drank verspreidde de plant zich vanaf de 15e eeuw uit tropisch Afrika naar Noord-Afrika, het Midden-Oosten en Europa. Sinds de 19e eeuw bevinden de belangrijkste producenten en exporteurs van koffiebonen zich in de tropische gebieden van Zuid- en Centraal-Amerika, Afrika en Azië. De meest geteelde soorten zijn Coffea arabica (arabica) en C. canephora (robusta).
Koffie wordt in veel culturen genuttigd. De drank is, voor wat betreft de smaak, bitter en licht zuur en wordt daarom soms aangevuld met melk en/of suiker. Koffie wordt ook als smaakmaker gebruikt in gebak, taart en ijs. Een gematigde consumptie zou een gunstig effect hebben op de gezondheid.
Oorsprong en verspreiding
Koffie werd waarschijnlijk het eerst door de mens opgemerkt in het Koninkrijk Kaffa (c. 1390-1897), dat nu in Ethiopië ligt. Hier werd het buna, bunn of bunchum genoemd, wat 'boon' betekent.
Over de ontdekking van koffie als drank bestaan verschillende legenden. Een hiervan gaat over een herder genaamd Kaldi. Hij zag dat zijn geiten na het eten van bepaalde bessen erg opgewonden werden. De herder plukte er een aantal van, kookte ze en verkreeg hierdoor een aftreksel met een tot dan toe onbekende geur. Die drank was bitter, maar gaf ook een gevoel van voldoening en helderheid van geest. Een ander verhaal gaat over een Soefigeleerde uit Jemen die naar Kaffa reisde en van de bessen een drankje maakte. Koffie zou hierna wijn hebben vervangen als religieuze drank. Ook is er nog een verhaal van een naar de woestijn verbannen geestelijke uit de Jemenitische havenstad Mokka die vanwege de honger besloot de bessen van een koffieplant te koken.
De drank werd zowel opgemerkt door Arabische handelaren als door de beroemde Perzische arts Avicenna. Naar alle waarschijnlijkheid hebben Arabieren de teelt van koffieplanten in gang gezet. Ondanks pogingen tot geheimhouding en het handhaven van een uitvoerverbod, werd koffie spoedig populair in de meeste islamitische landen. De havenstad Mokka werd de belangrijkste distributeur vanwaar de koffie naar Egypte en Syrië werd getransporteerd. De koffiesoort mokka is naar deze stad vernoemd. Zowel islamitische geestelijken als Ethiopische christelijke geestelijken hebben de drank verboden vanwege het stimulerende en verslavende effect. Deze verboden zijn altijd weer na verloop van tijd ongedaan gemaakt.
Het eerste Europese koffiehuis zou in het 16e-eeuwse Venetië zijn geopend, maar het is niet duidelijk wie daarvoor gezorgd heeft.
Teelt in Nederlandse en Franse koloniën
Op instigatie van de Amsterdamse burgemeester Nicolaas Witsen, stuurde de commandeur van Malabar, Adriaan van Ommen, enkele koffieplantjes naar zijn collega van de VOC-vestiging in Batavia op. Deze werden geplant op de Kedawoeng-plantage in Batavia, maar deze oogst mislukte, waarna de door Henricus Zwaaydecroon in 1699 vanuit Malabar meegebrachte stekjes wel een goede oogst opleverden. De eerste koffiemonsters en een koffieplant werden in 1706 naar Amsterdam verscheept. In de botanische tuin van Amsterdam werden de zaden van de plant verder opgekweekt en van daaruit verstuurd naar andere Europese landen.
De Nederlanders teelden voor de export koffie op plantages op Celebes en Sumatra, waardoor Nederland het eerste commerciële koffie exporterende land werd. Op het einde van de 17e eeuw smokkelden Nederlandse zeevaarders Coffea arabica van Mokka naar Java, waar de plant goed bleek te groeien. De slechte levensomstandigheden van de Javanen die werkten op de koloniale koffie- en suikerplantages in Nederlands-Indië werden beschreven door Eduard Douwes Dekker (Multatuli) in zijn boek Max Havelaar (1859). De Nederlanders brachten ook koffie naar Sri Lanka en Zuid-Amerika, waar de koffiecultuur van start ging in de 18e eeuw. Aldus verspreidde de productie zich snel over de meeste tropische gebieden. De Nederlanders waren naar verluidt de eerste handelaars die koffie op grote schaal naar Europa brachten. Amsterdam zou zo het eerste belangrijke internationale koffiehandelscentrum zijn geworden. Volgens sommigen gaat deze eer echter naar de grote concurrent in die tijd, Londen.
In 1709 gaf het Amsterdamse stadsbestuur een koffieplantje cadeau aan Lodewijk XIV, dat werd opgekweekt in de Jardin des Plantes in Parijs. Stekken vonden hun weg naar de Franse overzeese gebiedsdelen en naar Zuid- en Midden-Amerika en het Caribisch gebied. In het begin van de 18e eeuw wist de Franse marineofficier Gabriel de Clieu, die in dienst was op Martinique, stekjes van een koffieplant naar de Franse Caraïbische eilanden Martinique, Haïti, Santo Domingo en Guadeloupe te smokkelen waarna de koffieproductie ook daar op gang kwam. Rond 1727 wist men ook koffiezaden vanuit Frans-Guyana naar Brazilië te smokkelen.
Teelten in Zuid-Amerika, Afrika en andere landen
Nadat de Nederlanders in 1718 koffieplanten naar Nederlands Guyana (Suriname) brachten en daar koffieplantages inrichtten, verspreidde zich de teelt snel over heel Zuid-Amerika. Portugezen wisten rond 1727 in Franse koloniën zoals Martinique en Frans-Guyana koffiezaden of -stekjes te bemachtigen en zetten in Brazilië koffieplantages op. In 1760 werden koffieplanten of zaaigoed uit Goa in het huidige India geïmporteerd. (Goa en Brazilië waren toen beide Portugese kolonies.) Door de almaar grotere productie daalde de prijs van koffie verder. Brazilië ontwikkelde zich tot de grootste koffieproducent ter wereld, een positie die het nog steeds heeft.
Vanaf eind 19e, begin 20e eeuw werd in de verschillende Afrikaanse koloniën van België, Duitsland en Frankrijk de teelt van koffie ter hand genomen. In 1857 ging de teelt in de Franse protectoraten in Vietnam van start.
In de laatste decennia van de twintigste eeuw groeide de koffieproductie sterk in enkele landen die eerder slechts een bescheiden positie op de koffiemarkt innamen, waaronder Ethiopië en Vietnam, dat rond de eeuwwisseling het op een na grootste koffieproducerende land ter wereld werd.
Van boon tot branden
Koffie wordt gemaakt van de ontvelde, gedroogde, geroosterde en gemalen zaden van de koffieplant. Deze zaden worden koffiebonen genoemd maar botanisch gezien is dit niet juist. De vrucht van de koffieplant is een steenvrucht. Dat is een vrucht met een dikke harde pit en een dun laagje vruchtvlees. Deze pit (oftewel zaad) lijkt echter sterk op een boon wordt daarom koffieboon genoemd.
De bessen hebben zo'n acht maanden nodig voordat ze rijp genoeg zijn om geplukt te worden. In die acht maanden verkleuren ze van groen naar rood. Voor de duurdere koffie worden de bessen nog weleens selectief geplukt, maar meestal worden alle bessen geplukt, zowel de rode als de groene. Hierna volgt eventueel nog een selectie waarbij de mindere bessen worden weggegooid.
Hierna volgt een stap die het natte proces wordt genoemd. De bessen worden in een bassin met water gedaan. De onrijpe bessen blijven drijven en de rijpe zinken. Wanneer de onrijpe bessen eruit geschept zijn, moet bij de rijpe bessen het vruchtvlees verwijderd worden. Dit wordt gedaan door de bessen onder water door een rooster te persen. Het overige vruchtvlees laat men vervolgens fermenteren, wat een à twee dagen duurt. Hierna worden de pitten machinaal geborsteld tot ze schoon zijn van vruchtvlees.
Daarop volgt het droge proces. De vrijgekomen koffiebonen worden gedroogd in de zon, op een vloer of op een tafel. De bonen moeten om de paar uur omgeroerd worden. Dit is een delicaat proces, aangezien de bonen ook niet té droog mogen worden. Soms worden speciale ovens gebruikt om de bonen te drogen. Oorspronkelijk werd het natte proces overgeslagen en werden de bonen met vruchtvlees en al gedroogd; dit gebeurt ook nu soms nog wel.
Als de bonen gedroogd zijn, worden ze nogmaals geborsteld om de laatste ongewenste laagjes eraf te krijgen. Daarna worden ze gesorteerd op verschillende kwaliteitscriteria en vervolgens "gemelangeerd" (gemengd). Door het mengen van verschillende selecties tracht men een smaak te krijgen die door de jaren heen constant is, voor een bepaalde aankoopprijs.
Hierna volgt het koffiebranden. De bonen worden in een speciale oven geroosterd totdat ze de juiste geur krijgen. Tijdens het roosteren ontstaan zo'n zevenhonderd verschillende chemische stoffen. Een deel van de gebrande bonen wordt gemalen, vacuüm verpakt, en geleverd aan winkels. Een ander deel wordt ongemalen verkocht.
Een speciale manier om koffie te bewerken is het aan zeelucht blootstellen van de nog ongebrande bonen; dit wordt de zogenaamde monsooned coffee. Door de tropische zeelucht worden de bonen minder zuur. Toen de koffie in Europa geïntroduceerd werd, was dit een vast onderdeel van het proces. De koffie moest immers vanuit Jemen helemaal om Afrika heen vervoerd worden. Toen het Suezkanaal geopend werd, viel dit proces weg. Bepaalde koffiesoorten worden echter nog steeds in open pakhuizen aan de kust blootgesteld aan zeelucht.
Om cafeïnevrije koffie te maken bestaan verschillende chemische processen. Deze cafeïne-extractie wordt uitgevoerd op de nog ongebrande bonen.
Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Koffie_(drank)